Organisatieopstelling

Herkennen en doorbreken van patronen

Uitdaging en HRO-dimensies. De instrumenten voor het herkennen van sociale patronen laten zien dat de posities van mensen ten opzichte van elkaar, hoe ze zich tot een activiteit of project verhouden, een belangrijk thema is. De positie die iemand in een sociale arena inneemt of denkt te moeten innemen, bepaalt in belangrijke mate zijn gedrag. Posities en verhoudingen zijn vaak moeilijk in woorden uit te drukken. En dat is jammer, omdat achter de positie van iemand  een perspectief verscholen gaat. Je kunt de organisatieopstelling gebruiken om de verschillende perspectieven zichtbaar te maken en te bespreken. Dat kun je in het moment zelf doen, maar ook bij de start van een project om duidelijk te maken hoe je ieders rol en verantwoordelijkheid ziet.

Samenvatting. Van oorsprong worden in een organisatieopstelling mensen op basis van het beeld van een van hen (de inbrenger) gepositioneerd in de ruimte. Dit proces wordt begeleid door een facilitator. Hij nodigt de inbrenger uit om mensen naar hun plek te begeleiden en neer te zetten. Dat kan een plek zijn ten opzichte van de inbrenger zelf, maar ook ten opzichte van een vraagstuk of een incident. Als iedereen staat, kan de facilitator vragen gaan stellen aan de opgestelde personen. (Hoe is het voor jou om hier te staan? Wat voel je op deze positie? Sta je goed hier?) Hiermee krijg je inzicht in de perspectieven van alle opgestelde personen. Door vervolgens met mensen te gaan schuiven, ze dus een andere positie te laten innemen en dat nieuwe beeld weer te bespreken, vergroot je het inzicht in het centrale thema of de centrale persoon. Het schuiven kan op basis van wat de inbrenger graag zou zien, maar ook op basis van waar mensen zelf graag zouden willen staan.

Werken met dergelijke opstellingen vraagt veel ervaring van de facilitator, omdat in een opstelling allerlei zaken sterk naar voren kunnen komen. Mensen kunnen bijvoorbeeld weigeren om naast een ander te worden gepositioneerd. Ze kunnen aangeven zich niet prettig te voelen in een positie. Mensen kunnen emotioneel worden, en meer. Je moet als facilitator in staat zijn hier met zorg en respect mee om te gaan. De toepassing van dit instrument vraagt derhalve veel ervaring van de persoon die dit begeleidt. Het kan niet met een paar korte instructies beschreven worden.

De variant die we hier presenteren vraagt evenzeer om een ervaren facilitator, maar is over het algemeen wat minder ingrijpend en confronterend voor de deelnemers. In plaats van ‘mensen zelf’ concreet een positie te laten innemen, maak je gebruik van papiertjes met daarop de namen van de deelnemers. Met deze papiertjes maak je de opstelling op tafel (of bij een grotere groep op de grond). Je maakt gebruik van driehoekige papiertjes, zodat je wel kunt aangeven waar het blikveld van de betrokken persoon zich op richt.

Wij realiseren ons dat wij het gebruik van organisatieopstellingen hier simplificeren. Er zijn boeken vol over geschreven (o.a. Weber, 2003). Het diepgaand werken met opstellingen vraagt scholing en opleiding van de facilitators. Wij hebben evenwel goede ervaringen met deze eenvoudige variant. Ook een onderneming als BP gebruikte voor haar HRO-programma bij de verschillende raffinaderijen een vergelijkbare methode, getiteld Arenagram, om verhoudingen in groepen zichtbaar te maken.